SMOC vindt wetenschappelijk gehoor: ‘Promovendus pleit voor ingrijpen Nederland’

UTRECHT — “Nederland is altijd terughoudend geweest om in te grijpen in het lokale bestuur van de Caribische rijksdelen uit angst de koloniale kaart toegespeeld te krijgen. De tijd is rijp dat het deze kaart overtroeft met het argument dat het niet alleen de volkssoevereiniteit heeft te eerbiedigen, maar ook eindverantwoordelijk is voor het waarborgen van goed bestuur in de West.”

door onze correspondent
Otti Thomas

Bovenstaand citaat is geen uitspraak van een Nederlandse politieke partij, maar de laatste zin in het proefschrift ‘Goed Bestuur in de West – institutionele en maatschappelijke betrekkingen voor goed bestuur in de Caribische rijksdelen’. Promovendus Oberon Nauta promoveerde hiermee afgelopen vrijdag aan de Universiteit van Utrecht tot doctor in de Bestuurswetenschap.

Waaruit blijkt dat er geen sprake is van goed bestuur?
“Ik focus op de rechtmatigheid van handelen door de overheid. Je zag bijvoorbeeld een enorme groei van overheidspersoneel, terwijl het aantal formatieplaatsen gewoon is afgesproken en wettelijk vastgelegd. Maar ik noem ook de gang van zaken rondom de Isla. De rechter oordeelt keer op keer dat de wet gehandhaafd moet worden, maar dat gebeurt niet. Een ander voorbeeld is het feit dat veroordeelde politici gewoon herkozen worden. Dat is in Nederland onbestaanbaar.”

Plotsklaps democratie
Nauta noemt verschillende oorzaken voor het gebrek aan goed bestuur, waaronder de wijze waarop de democratie is ingevoerd. Terwijl dit in Europa een geleidelijk proces was, werd Curaçao in 1954 van de ene dag op de andere geconfronteerd met de democratie. Europa werd eeuwenlang bestuurd door een politieke elite van edelen en zakenlieden die de basis legden voor de politieke gedragsregels en een overlegcultuur. De bevolking was hier al mee bekend toen het algemeen kiesrecht werd ingevoerd en ook de nieuwe generatie politici kende de regels. Op Curaçao werd de democratie niet beschouwd als een verworvenheid maar als een maatschappelijke plicht, schrijft Nauta.
“Overheden accepteerden wel het principe van volksheerschappij, maar aanvaardden niet het politieke liberalisme dat door de democratische voorvechters beschouwd werd als een onlosmakelijk deel van ‘ware democratie’.” Er spelen ook andere factoren. Nauta noemt de kleinschaligheid waardoor het moeilijk is om kwalitatief goede bestuurders te vinden, terwijl de taken van de overheid vergelijkbaar zijn met die van het bestuur in het relatief grotere Nederland. “Personen verkrijgen ambtelijke posities die hen in Nederland, gezien hun opleiding en ervaring niet zouden toevallen.” De kleinschaligheid zorgt ook voor een overlap tussen de sociale en de politieke rol. “De verantwoordelijke bestuurder heeft zich (…) niet alleen te verantwoorden naar de relevante politieke actoren maar moet ook vrienden of familie tevreden stellen.”

Afhankelijk door armoede

Een andere factor is de armoede, waardoor de bevolking erg afhankelijk is van de politiek. “Politici misbruiken deze afhankelijkheid door overheidsdiensten in te zetten als ruilmiddel voor electorale steun.” De kiezers geven die steun vervolgens. “Van hoge democratische idealen en onpersoonlijke relaties met politici koken zij geen maaltijd, terwijl particularistische relaties met de politiek hun juist wel persoonlijk gewin opleveren.”
Is uw beeld van Nederland niet te rooskleurig?
“De Nederlandse situatie is allerminst ideaal. Ook in Nederland is voortdurend sprake van een stoelendans rondom aantrekkelijke bestuursfuncties. In Engeland zou de Nederlandse praktijk in strijd met de wet zijn. De grondslag voor het Britse benoemingsbeleid ligt in de verlichtingsgedachte. Men constateerde daar in de negentiende eeuw dat er geen garantie was dat de best gekwalificeerde mensen de verantwoordelijke functies vervulden. In 1855 werd daarom een politiek besluit genomen om de toegang tot functies binnen de overheid te scheiden van de politiek. In Nederland gebeurde het tegenovergestelde en is geleidelijk aan de top van het ambtelijke apparaat en de besturen van zelfstandige bestuursorganen gepolitiseerd. Het grote verschil tussen Nederland en Curaçao is dat in laatstgenoemde land het veel openlijker gebeurt en niet alleen beperkt blijft tot topfuncties.”

Barbados
Nauta noemt het Britse systeem als voorbeeld hoe het anders kan. In de voormalige Engelse kolonie Barbados, sinds 1966 onafhankelijk, heeft men naar Engels voorbeeld een strikte scheiding aangebracht tussen de politiek en organisaties die publieke goederen als projectopdrachten, subsidies, banen en uitkeringen verschaffen. Daarmee wordt voorkomen dat politici hun kiezers proberen te winnen door de verstrekking hiervan. Op Anguilla, deel van het Verenigd Koninkrijk, benoemt de Engelse overheid de minister van Wetgeving die als enige bevoegd is wetten op papier te stellen, al mogen alle leden van de regering wetsvoorstellen doen. Engeland is ook niet terughoudend als het gaat om Algemene Maatregelen van Rijksbestuur, ofwel Orders of Council.
“Daar waar de Britten met hun optreden impliciet de volkssoevereiniteit ondergeschikt achten aan het waarborgen van het politiek liberalisme, oordeelt Nederland omgekeerd door goed bestuur ondergeschikt te maken aan het nationale recht op zelfbeschikking.” Op de eilanden die bij de Britse Commonwealth horen, kan een wet ook pas worden aangenomen, nadat een Senaat met politiek onafhankelijke leden zijn goedkeuring heeft gegeven. Hierdoor wordt vermeden dat wetten vrijwel altijd worden aangenomen, aangezien de parlementariërs van de regeringspartijen altijd in het voordeel van de regering stemmen, zoals op Curaçao het geval is.
Nauta merkt op dat er in de voormalige Antillen wel sprake is van onafhankelijke controle, onder meer door het College financieel toezicht (Cft), de Raden van Advies en de Rekenkamers, maar dat het Cft geen uitspraken kan doen over de doelmatigheid en rechtmatigheid van bestedingen en dat de regering en de Staten bovendien adviezen van deze organisaties naast zich neer kunnen leggen. De adviseur Corporate Governance kan politieke benoemingen voorkomen, maar alleen bij overheidsbedrijven. Aruba kent bovendien geen adviseur op dat gebied.

Is er niet gewoon meer tijd nodig? Curaçao zou net als Barbados ook een scheiding kunnen aanbrengen tussen de politiek en de organisaties voor publieke middelen.
“Dit zal de politiek van Curaçao niet op eigen kracht doen. Er is sprake van een vicieuze cirkel, waarin de kiezers en de politiek elkaar gevangen houden. Politici die een onpersoonlijke op integriteit gerichte boodschap uitdragen, zullen nooit een meerderheid in de Staten bemachtigen. De noden van de kiezers zijn heel groot. Politici hebben hier rekening mee te houden en omdat ze binnen het huidige staatsbestel veel mogelijkheden hebben om de bestemmingen te bepalen van banen en subsidies, leidt dit haast automatisch tot slecht bestuur. Noch de kiezers noch de politiek valt overigens deze patstelling te verwijten. Met de wijsheid van nu moet je zeggen: democratie en autonomie zijn gewoon destijds in de verkeerde vorm afgekondigd. Maar wil je op de lange termijn gezonde sociaal-economische ontwikkeling voor iedereen realiseren en over de schaduw van het koloniale verleden heen kunnen stappen, dan is het zaak nu in te leveren op autonomie. Niets staat namelijk deze emancipatie meer in de weg dan slecht bestuur. Hiervoor zijn twee mogelijkheden. Of je zorgt ervoor dat de politici niet meer bevoegd zijn tot het benoemen van personen, het gunnen van contracten en dergelijke zoals dat in veel Commonwealth landen gebeurt. Of je laat toe dat Nederland zich actief inmengt wanneer naar internationaal erkende rechtsnormen sprake is van slecht bestuur.”

Ze zullen op Curaçao niet blij zijn met uw conclusies.
“Ik denk dat men zich daar nog in kan vergissen. Uit het onderzoek van Gilbert Cijntje bleek onlangs dat een meerderheid van de mensen vindt dat de Curaçao nog niet klaar is om zichzelf te besturen. Veel hangt af van de wijze waarop je gevoelens vertaalt. Je kunt mensen ook de vraag stellen: Wil je zelfbeschikkingsrecht of wil je een beter leven, waarin de leefsituatie en de ontplooiingsmogelijkheden van jou en je kinderen gewaarborgd worden. Behalve van de Universiteit – het proefschrift heeft de academische proef doorstaan – heb ik nog geen reacties gehad, maar ik hoop er wel op. Het lijkt me belangrijk dat deze discussie gevoerd wordt en ben graag bereid daaraan deel te nemen.”

Bron: Amigoe

Reacties zijn gesloten