BP was in 2010 verantwoordelijk voor een grote ‘oil spill’. Het opruimen van de olie leverde destijds grote problemen op. Sommige wetenschappers, van chemische huize, hebben zich hierdoor laten inspireren. Het gebruik van detergenten werd door deze chemici afgezworen, maar adsorptiemiddelen zouden uitkomst moeten bieden. Goede voorbeelden in dezen zijn Yuan & Chung (in Energy & Fuels, Juli 2012) en Grance e.a. (in Journal of Applied Polymer Science, April 2012). Zij laten voorbeelden zien van synthetische adsorptiemiddelen die olie kunnen absorberen met een hoge snelheid en tot wel 45 keer het eigen gewicht. Dergelijke bevindingen zijn spectaculair te noemen, al geven Yuan & Chung wel aan dat:
,,…we still have no effective technology for removing, recovering, and cleaning up oil spills or oil slicks from the surfaces of water bodies and shorelines.”
Afgaande op de Amigoe (3 september 2012), lijkt er op Curaçao, op initiatief van Carmabi, ook gekozen te worden voor het adsorptieprincipe. En tuurlijk, je mag de dag niet prijzen voordat het avond is, maar SMOC wil in dit stadium Carmabi wel complimenteren met deze moderne keuze voor een ouderwetse oorzaak: de Isla. Deze moderne middelen worden, afhankelijk van het type adsorptiemiddel en type olie, als veelbelovend gezien. Toch geldt ook eerst zien dan geloven. Volgens SMOC wordt er daarom goed aangedaan, om na de schoonmaak, volop watermonsters te nemen om en nabij Jan Kok en deze te analyseren. Dit op rekening van de Isla.