De verouderde olieraffinaderij in Willemstad op Curaçao veroorzaakt al decennia ernstige gezondheidsschade voor bewoners van enkele nabijgelegen woonwijken. Het maatschappelijk debat hierover op het eiland heeft volgens Herman Bröring het punt bereikt waarop de koninkrijksregering juridisch gezien kan ingrijpen. Bröring, hoogleraar integrale rechtsbeoefening aan de Rijksuniversiteit Groningen, vindt dat dit ook moet gebeuren. ‘Juridisch gezien kan het. Het komt aan op politieke wil.’
De Isla-raffinaderij (1918) was lang eigendom van Shell totdat het complex voor de symbolische som van één gulden werd verkocht aan Curaçao. Sindsdien wordt het bedrijf verhuurd aan een Venezolaans staatsbedrijf. Al decennia is er zorg over verontreiniging door de sterk verouderde installaties in Willemstad. ‘ Het is gewoon een vieze raffinaderij ’ , kan Bröring op basis van eigen waarneming bevestigen. ‘ Je hoeft er geen chemicus voor te zijn om bij een wandeling door Willemstad vast te stellen dat daar iets niet goed gaat. ’ De passaatwinden blazen continu uitstoot met zwaveldioxide en fijnstof over nabijgelegen woonwijken in Willemstad waar vooral armere eilandbewoners leven. ‘ De precieze effecten daarvan op bijvoorbeeld de levensverwachting zijn uiteraard lastig te bepalen, maar het staat onderhand onomstotelijk vast dat sprake is van ernstige gezondheidsschade voor de mensen in die wijken. ’
Koninkrijk der Nederlanden kan ingrijpen
De overheid komt in beeld als het aankomt op ingrijpen vanwege een dergelijke bedreiging van de volksgezondheid. Brörting: ‘De vraag die vervolgens in het geval van Curaçao rijst, is welke overheid dan iets zou moeten doen. Sinds 10 oktober 2010 bestaat het Koninkrijk der Nederlanden uit vier landen: Curaçao, Aruba, St. Maarten en Nederland. In eerste aanleg is het een kwestie voor de regering van Curaçao zelf. Maar het zogeheten Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden bevat een artikel dat de koninkrijksregering een kans biedt om in te grijpen in één van de vier landen, indien alle andere middelen hebben gefaald.’
Fundamenteel recht op bescherming tegen gezondheidsschade
Dat artikel betreft de deugdelijkheid van het openbaar bestuur. ‘Het gaat om een heel zwaar middel’, erkent Bröring. ‘Het is bedoeld voor ernstige situaties waarin besluitvorming en rechtshandhaving in het land zelf structureel tekort schieten en ook een gang naar de rechter onvoldoende soelaas biedt. Het is een ingewikkelde bepaling, die bedoeld is voor regeringen en als ultimum remedium – laatste redmiddel – wordt beschouwd. Burgers kunnen er niet rechtstreeks een beroep op doen en het moet duidelijk zijn dat andere redmiddelen zijn geprobeerd, maar dat die niet werken.’ Volgens Bröring is dat punt, na decennia waarin het hardnekkige probleem niet wezenlijk is veranderd, onderhand bereikt. ‘Regelmatig worden de toch al lichte milieunormen overtreden. De nalevingscontrole schiet structureel tekort. Inbreuk wordt gemaakt op een fundamenteel recht op bescherming tegen gezondheidsschade.’
Europees recht en rechten van de mens
Bröring maakte enkele jaren geleden deel uit van de groep juridische adviseurs die het onverstandig achtten om op korte termijn het volledige Europese recht in het Caribische deel van het Koninkrijk van toepassing te laten zijn. ‘Onder Europees recht zou het meteen klaar zijn: de Isla-raffinaderij voldoet niet aan de Europese milieustandaarden. Iets dergelijks geldt voor veel meer terreinen. Op Curaçao, Aruba en St. Maarten zijn veel zaken anders geregeld dan in het Europese Nederland. We vonden de gelding op korte termijn van het volledige Europese recht in de Cariben een brug te ver.’
Artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is in het Caribische deel van het Koninkrijk echter wel van toepassing en deze bepaling biedt volgens Bröring een goed aanknopingspunt om de burgers tegen de vervuiling van de raffinaderij te beschermen. Milieubeweging SMOC uit Curaçao probeert dit momenteel.
Politieke wil
De koninkrijksregering hoeft daar niet op te wachten, maar Bröring vermoedt dat er weinig animo bestaat om in te grijpen. ‘Het is niet de vraag of het kan, maar of men wel wil.’ De verhoudingen tussen de vier landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn broos. ‘Er is het afgelopen jaar veel gedoe in de relatie tussen Nederland en Curaçao geweest. Het kan zijn dat men liever wacht tot de huurperiode van de raffinaderij in 2019 is afgelopen en er een moment komt waarop verlenging niet zonder modernisering bespreekbaar is. De vraag is of men de verhoudingen nu op scherp wil zetten door eerder iets te doen.’
Zelf acht Bröring de tijd rijp om serieus de mogelijkheid van inzet van artikel 43 van het Statuut te overwegen. ‘Ik begrijp best dat men terughoudend is en liever eerst nog de EVRM-procedure te Straatsburg afwacht, maar er kan al een tijd meer gedaan worden dan er gedaan is. Waarom wel ingrijpen bij financiële problemen, maar niet wanneer structureel sprake is van ernstige schade aan de volksgezondheid?’
Curriculum Vitae
Herman Bröring is hoogleraar integrale rechtsbeoefening aan de RUG en een veel geciteerde expert op het gebied van de juridische relaties met de overzeese gebiedsdelen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Bröring werkte als deskundige mee aan de uitzending van ZEMBLA over de raffinaderij van donderdag 21 maart.
Bron: RUG