1997: ‘Meerderheid Tweede Kamer dwingt Shell om over de brug te komen’

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NEDERLANDS-ANTILLIAANSE EN ARUBAANSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 8 april 1997

Op 29 oktober 1996 is in de Tweede Kamer bij de aanvaarding van het wetsvoorstel voor de KabNA-begroting 1997 een door de kamerleden Rosenmöller en Van Middelkoop ingediende motie aangenomen inzake het zogenaamde asfaltmeer op Curac¸ao. In de motie werd aan de Nederlandse regering verzocht om in overleg met het eilandsbestuur van Curac¸ao, de regering van de Nederlandse Antillen, het Shell-concern, en eventuele andere partijen voldoende technische en financiële middelen te genereren, opdat de milieuproblemen als gevolg van het asfaltmeer op het terrein van de voormalige Shell-raffinaderij worden opgelost. Voorts werd afgesproken om de Kamer uiterlijk in maart 1997 te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie.

In deze brief informeer ik u mede namens mijn collega de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de huidige stand van zaken. In bijlage 1 bij deze brief is een overzicht opgenomen van de activiteiten die sinds 29 oktober 1996 hebben plaatsgevonden. Uit dit overzicht moge blijken dat er door zowel de Nederlandse regering als van de zijde van de landsregering van de Nederlandse Antillen is aangedrongen om tot een gezamenlijke voorbereiding van een aanpak voor de sanering en exploitatie van het asfaltmeer te komen. Het eilandgebied Curac¸ao heeft besloten vooralsnog vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid eerst zelf de planvorming af te ronden alvorens in verder onderling overleg de uitwerking van de plannen ter hand te nemen. Voorts kan worden vastgesteld dat de directie van Shell, ook in ambtelijk overleg met het ministerie van VROM en KabNA, consequent heeft aangegeven bereid te zijn om expertise beschikbaar te stellen, maar daarbij aantekent geen (mede)verantwoordelijkheid te dragen voor de huidige problematiek met betrekking tot het asfaltmeer.

In hoeverre gebruik zal worden gemaakt van deze door Shell aangeboden expertise is afhankelijk van de keuzes van het eilandgebied Curac¸ao inzake de verdere voorbereiding van de plannen. Over een en ander vindt nu overleg plaats tussen de landsregering van de Neder- landse Antillen en het eilandsbestuur van Curac¸ao in het verlengde van de afspraken tussen de Shell en de minister van VOMIL-NA van 27 januari j.l.

Conform het in de motie van 29 oktober 1996 neergelegde verzoek ben ik in overleg getreden met het eilandgebied Curac¸ao, de Nederlandse Antillen en de Shell-directie teneinde te komen tot een gezamenlijke voorbereiding van een plan van aanpak voor de sanering en exploitatie van het asfaltmeer. Ik heb mij terzake laten adviseren door mijn collega van VROM. Tevens heb ik, mede namens mijn collega van VROM, technische ondersteuning aangeboden aan het eilandgebied. In het verlengde van de door uw Kamer ingediende motie heeft dit initiatief in de richting van de betrokken partijen een positieve reactie opgeleverd met betrekking tot de problematiek van het asfaltmeer. In eerste instantie is dit initiatief aanleiding geweest voor het bestuurscollege van het eilandgebied Curac¸ao om mij en de Antilliaanse regering uitvoerig te informeren over de planvorming waarmee het eilandgebied reeds was gestart. In het verlengde hiervan zijn afspraken gemaakt tussen de Shell-directie en de Antilliaanse regering over de uitwisseling van expertise. Vervolgens heeft het bestuurscollege van Curac¸ao in zijn brief van 19 februari j.l. gemeld dat, na gereedkomen van het masterplan, overlegd zal worden tussen Curac¸ao, de Nederlandse Antillen en Nederland over het masterplan.

Gelet op het standpunt van Curac¸ao om vooralsnog het masterplan op eigen kracht af te ronden, en de eigen verantwoordelijkheid in deze van het eilandgebied, verwacht ik dat het bestuurscollege mij benadert met nadere voorstellen inzake de aangekondigde overlegstructuur. Ik ben voornemens het bestuurscollege ter beantwoording van zijn brief van 19 februari j.l. spoedig in kennis stellen van dit standpunt. In mijn antwoord zal ik tevens reageren op de nog voorlopige plannen van Curac¸ao, die mij tijdens de presentatie van 16 januari j.l. zijn gepresenteerd. Deze plannen zijn bestudeerd door VROM en geven aanleiding tot een reactie in de vorm van een concept-stappenplan om tot sanering te komen.

De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, J. J. C. Voorhoeve

BIJLAGE

Overzicht van de activiteiten die sinds 29 oktober 1996 hebben plaatsgevonden

29 oktober 1996:

Nov/dec 1996:

Aanvaarding motie Rosenmöller/Van Middelkoop.

Overleg met het ministerie van VROM over de verdere aanpak van onderhavige problematiek in de richting van Curac¸ao, de Nederlandse Antillen en Shell.

20 december 1996:

Toezending van de voorstellen over deze aanpak van de Nederlandse regering aan Curac¸ao, de Nederlandse Antillen en het Shell-concern.

2–3 januari 1997:

Koninkrijksmilieutop op Bonaire, met deelname van de Antilliaanse minister van Volksgezondheid en Milieu en de gedeputeerde van Milieubeheer van het eilandengebied Curac¸ao. Ondanks mijn verzoek daartoe in de brief van 20-12-1996 vond het bestuurscollege Curac¸ao het prematuur om de uitvoering van de motie tijdens de top met minister De Boer formeel aan de orde te stellen.

16 januari 1997:

Tijdens het beleidsoverleg met het eilandgebied Curac¸ao wordt een uitgebreide presentatie gegeven over de plannen van het bestuurscollege voor de sanering en exploitatie van het asfaltmeer. Deze presentatie wordt zowel door de Nederlandse minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (MinNAZ) als de Antilliaanse minister van Volksgezondheid en Milieu (MinVOMIL) bijgewoond.

18 januari 1997:

Door de Staten van de Nederlandse Antillen wordt een motie aangenomen om te komen tot een integrale aanpak van de problematiek van de milieuverontreiniging in het havengebied van Curac¸ao. In de motie wordt aan de Antilliaanse regering verzocht om, in overleg met het bestuurscollege van Curac¸ao, de Nederlandse regering te benaderen met het verzoek al het nodige in het werk te stellen teneinde te verzekeren dat de door Curac¸ao te verrichten inspanningen zullen leiden tot realisatie van de beoogde doelen.

27 januari 1997:

Bespreking van de minister van VOMIL-NA met de directie van Shell International BV. In deze bespreking zijn afspraken gemaakt over de uitwisseling van expertise. In dit kader wordt door Shell benadrukt dat Shell gaarne bereid is om expertise beschikbaar te stellen, maar dat geen sprake is van verantwoordelijkheid aan de zijde van de Shell voor de huidige problemen met betrekking tot het asfaltmeer.

19 februari 1997:

De Nederlandse regering (MinNAZ) ontvangt een brief van het bestuurscollege van het eilandgebied Curac¸ao, waarin geantwoord wordt op de door MinNAZ verzonden brief van 20 december 1996. In deze brief wordt bericht dat Curac¸ao zelf een masterplan voor de haven zal opstellen, waarin de sanering en exploitatie van het asfaltmeer zal worden opgenomen. Na gereedkomen van dit plan zal worden beoordeeld in hoeverre externe deskundige ondersteuning nodig is om het plan verder uit te werken. Tevens zal dan een voorstel voor een overlegstructuur worden voorgelegd aan de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland.

Lees hier het origineel in PDF: BriefvanMinister1997.

Reacties zijn gesloten