WILLEMSTAD – Traag zweeft een witte vogel boven de zwarte smurrie. Van een houten keet druipen lange teerpegels naar beneden; dunne draden maken zich langzaam los en vallen op de grond. Op een smal dijkje geven groene planten blijk van een welhaast wanhopige levensdrang. Daarnaast glinstert het meer, vol olieafval in het felle zonlicht. Een erfenis van 70 jaar Shell op Curaçao.
Net nu de Nederlandse minister De Boer (milieu) Shell heeft aangesproken op zijn morele verantwoordelijkheid tegenover Curaçao, is er een Amerikaans bedrijf uit de lucht komen vallen, dat de hele troep wil opruimen: het Curaçaose asfaltmeer en het giftige zuurteer-meer. De enige voorwaarde is dat Curaçao per dag minimaal 126 ton vuilnis bij de poorten van het asfaltmeer aflevert. Vuilnis en asfalt leveren na vergassing methanol op, waarvan azijnzuur kan worden gemaakt.
‘Too good to be true’ klinkt het op Curaçao. Want eerdere opruimvoorstellen ketsten altijd af op de financiën. En nu zou een bedrijf ineens met winst het asfaltmeer kunnen opruimen? Zonder dat het het eiland een cent kost? Wat schuilt daarachter, vragen argwanende bewoners van Curaçao zich af.
En hoe weet gedeputeerde Demei, die met het aanpakken van het asfaltmeer is belast, zo zeker dat vergassing een schoon en rendabel procédé is? “We willen de rapporten wel eens zien”, zegt de kritische milieubeweging.
Shell vestigde in 1915 een raffinaderij op Curaçao. Door de enorme vraag naar vliegtuigbenzine in de Tweede Wereldoorlog verdween de produktie van zwaardere stookolie naar de achtergrond. Daardoor bleef het olieconcern met een vloeibaar olieafvalprodukt, asfalt, zitten. Zonder gewetensbezwaren – het begrip duurzame ontwikkeling moest nog worden uitgevonden – pompte Shell dit asfalt naar het moerassige, met mangroven begroeide deel van de Buscabaai, midden in Willemstad. Tot 1953 stroomde in totaal twee miljoen ton afvalprodukten het ‘meer’ in.
Rug tegen de muur
In 1985 was de raffinaderij niet langer rendabel voor Shell. Het bedrijf vertrok en verkocht zijn vier deelbedrijven voor een symbolische gulden per stuk aan Curaçao. Hoewel premier Maria Liberia destijds aannam dat de grond na zeventig jaar olieverwerking niet meer maagdelijk zou zijn, accepteerde zij bewust de voorwaarde dat Shell niet aansprakelijk zou mogen worden gesteld voor latere milieuclaims.
“We stonden met de rug tegen de muur. Het ging om 8000 werknemers, direct en indirect, die van de ene op de andere dag op straat kwamen te staan. Door aankoop van de raffinaderij konden we een Venezolaans bedrijf aantrekken. Dat ontsloeg weliswaar een deel van de werknemers, maar dat was een kleinere shock voor de economie.”
En dus zat het eiland ook na 1985 nog steeds met twee milieuproblemen opgezadeld: de walmende en stinkende pijpen van de verouderde raffinaderij, die benedenwinds de nodige gezondheidsproblemen veroorzaken. En het asfaltmeer, dat rond de natuurlijke haven van Willemstad kostbare grond in beslag neemt.
Een derde deel van het asfalt is in de loop der jaren geoogst en tot stookolie verwerkt. Een verouderde fabriek en de slechte kwaliteit van het restant asfalt maakten in 1993 verdere exploitatie echter onmogelijk. Vergassing lijkt nieuwe perspectieven te bieden, al blijft het zuurteermeer een probleem. Want bij de verwerking van de inhoud daarvan kunnen extreem schadelijke dampen vrijkomen, waardoor struiken verschroeien en de mens drie dagen met koppijn rondloopt. Maar volgens Demei zal het giftige goedje worden geneutraliseerd met loog dat via een speciale buis wordt ingebracht.
De milieubeweging gelooft het pas als er een gedegen onderzoek is gedaan. “Als ze het asfaltmeer kunnen opruimen en er industrieterrein van maken, van mij mogen ze”, zegt Yvette Raveneau, voorzitter van Amigu di Tera (Friends of the Earth). “Maar die koppeling aan het huisvuil zit ons dwars. Want wat gebeurt er als over zes jaar het asfaltmeer inderdaad schoon is? Gaat het bedrijf dan ook weg? Of moet Curaçao dan voor de produktie van methanol ineens veel meer huisvuil produceren of zelfs invoeren?”
Vooral de mogelijke import hindert de milieubeweging. Loyd Narain (Defensa Ambiental): “Dan zeggen de politici zeker weer dat ze met de rug tegen de muur staan omdat de werkgelegenheid op het spel staat. Regeren is toch vooruitzien?”, vraagt hij met een dikke knipoog. “Dan verwacht ik ook dat we nu alle consequenties op een rijtje zetten en niet met open ogen een onzeker avontuur tegemoet gaan.”
Moreel verantwoordelijk
Narain en Raveneau hebben minister De Boer tijdens haar bezoek in januari het hele eiland laten zien. Fraaie baaien, rustige natuurgebieden, maar ook het asfalt- en zuurteermeer hoorden bij de rondleiding. Geschokt keerde De Boer terug naar Nederland, waar zij voor de radio over een ‘morele verantwoordelijkheid’ van Shell tegenover Curaçao sprak. Een uitlating die bij Shell in het verkeerde keelgat shoot. Dat merkte de Antilliaanse milieu-minister S. Inderson die onlangs met de Shell-directie over het asfaltmeer sprak. Hoewel het een positief gesprek was, toonde hij na afloop ook een ingehouden verontwaardiging. Naar zijn zin had Shell er teveel op gehamerd dat hulp bij het opruimen van het asfaltmeer zou kunnen worden uitgelegd als een schuldbekentenis. En dat is wel het laatste wat Shell wil.
De minister merkte verder een gebrek aan begrip op voor de milieuproblematiek van het eiland. “De Antillen respecteren het contract uit 1985, we willen alleen maar hulp bij het opruimen van de rotzooi.” De milieubeweging verlangt meer dan dat en wil dat Shell niet alleen expertise, maar ook financiën ter beschikking stelt.
Advocaat Leo Spigt, tegenwoordig woonachtig op Curaçao en oud-voorzitter van Greenpeace, gaat nog verder. Hij vraagt zich af of Shell niet ook juridisch iets te verwijten valt. “Als nu vaststaat dat Shell destijds meer wist dan Curaçao, dan zou de redelijkheid, de billijkheid en de goede trouw waarvan ons recht doortrokken is, met zich mee kunnen brengen dat Shell toch aansprakelijk is. Dat zou je moeten onderzoeken. Ik ken de zaak verder niet. Maar je zou moeten weten hoe deskundig men aan beide zijden was. Of men zich voldoende rekenschap van de ernst van de situatie heeft gegeven. De mate van de vervuiling is in elk geval exceptioneel hoog, zeker voor zo’n prachtig klein eiland als Curaçao.”
Bron: Trouw