Bioloog Plasterk slaat plank mis met biodiversiteit

Notitie van SMOC d.d. 10 december 2014

Drs. Arjan Linthorst

Onlangs stelden de Tweede Kamerleden Hachchi en Van Veldhoven (D66) Kamervragen over de relatie tussen de “Convention on Biological Diversity” en de Isla. Mede namens de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft Minister Plasterk deze vragen beantwoord (zie hieronder). De antwoorden van Plasterk zijn in beginsel teleurstellend en vooral ook onjuist. Toch is er ook een positief aspect. Plasterk erkent dat de Isla, zoals SMOC dat reeds in een eerder stadium aanhangig had gemaakt bij de VN, niet is opgenomen in de 5e nationale rapportage over het Nederlandse biodiversiteitsbeleid. Dit in tegenstelling tot tal van andere milieuzaken op Curaçao. De verklaring van Plasterk in dezen is vooral ridicuul te noemen.

Ter zake. Hachchi en Van Veldhoven vragen zich terecht af waarom sommige internationale klimaat- en milieuverdragen wel van toepassing zijn op het gehele Koninkrijk der Nederlanden en andere juist weer niet. Ze vragen letterlijk of dit te maken heeft met de Isla. Zo’n directe en concrete vraag wenst Plasterk niet te beantwoorden en vervolgens draait hij eromheen, zonder een ja of nee te geven (vraag 3). Als het om de Isla gaat is de bevolking van Curaçao dit inmiddels wel gewend. Dat blijkt ook uit zijn antwoord op de vraag waarom de Isla niet in de 5e nationale rapportage over het Nederlandse biodiversiteitsbeleid is opgenomen (vraag 2). Plasterk stelt dat het goed valt voor te stellen dat de Isla daadwerkelijk impact heeft op de biodiversiteit, maar dat hier weinig onderzoek naar is gedaan. Dit meent Plasterk natuurlijk niet serieus. Hij is universitair opgeleid als bioloog en weet drommels goed dat milieuproblematiek reeds in de jaren 80 van de vorige eeuw is getransformeerd tot een sociaal probleem. Om die reden zijn er tal van milieuwetenschappers geweest die ook hun oog op de Isla hebben laten vallen. Met de geijkte wetenschappelijke zoekmachines als Scopus en Web of Science vind je dan ook tig studies. Elgershuizen en De Kruijf lieten met “Toxicity of crude oils and dispersant to the stony coral Madracis mirabilis” in 1976 hun oog vallen op Shell en de impact ervan op biodiversiteit (Marine Pollution Bulletin, 7 (2), pp. 22-25,1976.). In 1995 rapporteren Nagelkerken en DeBrot dat ‘species richness at polluted sites was only 63,8 % that of unpolluted sites and was linearly correlated with percent tar cover’ (Marine Pollution Bulletin, 30 (9), pp. 592-598, 1995). Nadien werd de situatie er niet beter op. In 2007 rapporteerde TNO dan ook:

,,Op basis van de actuele situatie van de luchtkwaliteit, oppervlaktewaterkwaliteit en bodem- en grondwaterkwaliteit, moet geconcludeerd worden dat het op veel aspecten slecht gesteld is met het milieu op Curaçao. De normen voor luchtkwaliteit worden benedenwinds van het Schottegatgebied fors overschreden als gevolg van de onverminderde uitstoot van zwaveldioxide en de nog onvoldoende gereduceerde uitstoot van fijnstof. Het oppervlaktewater in het Schottegat is dermate ernstig verontreinigd met verschillende oliecomponenten, dat dit een bedreiging vormt voor de waterkwaliteit op andere plekken langs de kustzone. Met de grondwaterkwaliteit is het niet veel beter gesteld. Naast de grootschalige grondwaterverontreiniging op het terrein van de raffinaderij, is ook de kwaliteit van het grondwater in de waterputten van bewoners een punt van zorg.”

Er is dus wel degelijk informatie bekend over de impact van de Isla op biodiversiteit, volop zelfs. Ook op Curaçao zelf. SMOC mag toch aannemen dat de Vertegenwoordiging van Nederland hier Plasterk ook heeft op gewezen (zie hieronder voor een complete lijst van de site van Carmabi; inclusief rapporten die het daglicht niet mochten zien). Of negeert ook zij liever de Isla?

Ongeacht de verwoede pogingen van Plasterk c.s. (en zijn voorgangers) om de Isla-problematiek vooral niet serieus te nemen ziet hij de spelregels van de “Convention on Biological Diversity” lelijk over het hoofd. In beginsel heeft het Koninkrijk der Nederlanden met het ratificeren van dit verdrag een verantwoordelijkheid naar de andere landen toe, dit inclusief de Europese Unie. Een supranationale macht waar het Koninkrijk der Nederlanden anderszins ook aan verbonden is. Wat vindt de EU eigenlijk van de opstelling van de Haagse ministers in dezen? Vast niet positief en dat terwijl ze hier, in Den Haag, wel politiek verantwoordelijk zijn voor Curaçao. Welnu, de “Convention on Biological Diversity” schrijft voor dat negatieve impact op biodiversiteit moet worden voorkomen (Art. 8), dit inclusief het mariene milieu (Art. 22). Dat informatie met andere landen moet worden gedeeld (Art. 14), inclusief sociaaleconomische invloeden (Art. 17) en op grond van Art. 21.6 mag Plasterk ook vast gaan overwegen om de buidel te trekken. Curaçao behoort immers tot de Small Island Development States, waarvoor welvarende landen in dit verdrag een financiële verantwoordelijkheid dragen. Mocht Plasterk nu nog steeds vinden dat er te weinig onderzoek is gedaan naar de impact van de Isla, dan is ook dat strijdig met de “Convention on Biological Diversity” (Art. 12).

Vooralsnog lijkt het er vooral op dat Plasterk niets met de Isla-problematiek te maken wil hebben en dat hij om die reden met het grootste gemak de Kamervragen van Hachchi en Van Veldhoven niet serieus wenst te nemen. Hetgeen Plasterk al vaker heeft gedaan zodra als het over de Isla gaat. Alleen met de “Convention on Biological Diversity” (zie vooral Art. 27) lijkt hij dit keer een scheve schaats te rijden. SMOC kan niet wachten tot de EU of een ander land als ‘contracting party’ Den Haag hierop aanspreekt, zodat de Staten van Curaçao en het Haagse de Isla wel degelijk serieus moet nemen. Want wat er nu gebeurt is voor SMOC, die al sinds 2003 de Nederlandse politiek op dit grootste milieuschandaal in het Koninkrijk der Nederlanden wijst, onacceptabel!

beantwoording-kamervragen-over-de-isla-raffinaderij biodiversiteit

Recent Examples of Environmental Contamination Studies

  • Leysner, B. T. 2003. Refineria ISLA effluent water sampling survey 2002. Refineria ISLA, Curaçao, 66 pp + app. (confidential report).
  • Nagelkerken, I., M. Wiltjer, A. O. Debrot and L. P. J. J. Pors. 2001. Submerged marine debris at recreational beaches in Curaçao, Netherlands Antilles. Mar. Poll. Bull. 42: 786-789.
  • Debrot, A. O., A. B. Tiel and J. E. Bradshaw 1999. A study of beach debris contamination in Curaçao, Netherlands Antilles Mar. Pollut. Bull.38:795-801.
  • Dekker, K. and B. T. Leysner. 1999. Refineria ISLA effluent water sampling survey, November 2, 1999. Refineria ISLA, Curaçao, 29 pp. (confidential)
  • Dekker, K. and B. T. Leysner. 1999. Refineria ISLA effluent water sampling survey, November 23, and December 17, 1999. Refineria ISLA, Curaçao, 41 pp. (confidential)
  • Nagelkerken, I. and A. O. Debrot. 1995. Mollusc communities of tropical rubble shores of Curaçao: long-term (7+ years) impacts of oil pollution. Marine Pollution Bulletin 30: 592-598.
  • Debrot, A. O. 1995. Dumped rice destroys reefs in Curaçao. Marine Pollution Bulletin 30: 631.
  • Debrot, A. O., J. E. Bradshaw and A. B. Tiel. 1995. Tar contamination on beaches in Curaçao. Marine Pollution Bulletin 30: 689-693.

Recent Examples of Biological and Fisheries Monitoring Studies

  • Debrot, A. O. and I. Nagelkerken. 2006. Recovery of the long-spined sea urchin Diadema antillarum in Curaçao (Netherlands Antilles) linked to lagoonal and wave-sheltered shallow rocky habitats. Bull. Mar. Sci. 79(2): 415-424.
  • Debrot, Adolphe O., Coen Boogerd, and Dieter van den Broeck. 2009. The Netherlands Antilles III : Curaçao and Bonaire. – In: An inventory of breeding seabirds of the Caribbean / ed. by Patricia E. Bradley and Robert L. Norton. – Gainesville FL (etc.): University Press of Florida, cop. 2009. – p. 207-215, ill.
  • Nagelkerken, I., K. Vermonden, O. C. C. Moraes, A. O. Debrot and W. P. Nagelkerken. 2005. Changes in coral reef communities and associated reef fish species, Cephalopholis cruentatus (Lacepede), after 30 years on Curaçao. (Netherlands Antilles) Hydrobiologia 549:145-154.
  • Atsma, G and J. Bosveld. 2006. Status of commercially important reef fish on the reefs of Curaçao, Bonaire and Aruba: a comparison with a 1984 study. Master’s Thesis, Radboud Unviersity, Nijmegen.
  • Leenstra, N. 2005. Een analyse van commerciële visvangsten op Curaçao (Nederlandse Antillen) en een studie naar de sexuele maturatie van de grasby, Epinephelus cruentatus. Master’s Thesis, Radboud University, Nijmegen.
  • CARICOMP, 2001. The Caribbean coastal marine productivity program (CARICOMP). Bull. Mar. Sci. 69(2): 819-829.
  • CARICOMP. 1997. Caribbean Coastal Marine Productivity. A research and monitoring network of marine laboratories, parks, and reserves. Proceedings of the 8th International Coral Reef Symposium: 1: 641-646.
  • CARICOMP. 1997. CARICOMP monitoring of Caribbean coral reefs. Proceedings of the 8th International Coral Reef Symposium 1: 651-656
  • CARICOMP. 1997. Variation in ecological parameters of Thalassia testudinum across the CARICOMP network. Proceedings of the 8th International Coral Reef Symposium 1: 663-668
  • CARICOMP. 1997.Structure and productivity of mangrove forests in the greater Caribbean region. Proceedings of the 8th International Coral Reef Symposium 1: 669-672.

 

Reacties zijn gesloten