De Nederlandse overheid moet de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 25 procent hebben teruggedrongen ten opzichte van het jaar 1990. Een lagere reductie is “onrechtmatig”, heeft de rechtbank in Den Haag vanmorgen bepaald.
De zaak tegen de Nederlandse Staat was aangespannen door actieorganisatie Urgenda, samen met 886 individuele mede-eisers. De rechter heeft nu bepaald dat Nederland de plicht heeft om de emissies de komende jaren zodanig te beperken, dat in het jaar 2020 een reductie van minimaal 25 procent zal zijn bereikt. Die reductie, aldus de uitspraak, is noodzakelijk om te voorkomen dat de aarde met meer dan 2 graden Celsius opwarmt, met alle gevaarlijke gevolgen van dien. Een grotere opwarming zal leiden tot onder meer uitbreiding van woestijnen, sterfte onder dieren, maar ook overlijden van vooral ouderen en jongeren door “hittestress”, zo vatte de rechter vanmorgen de gevaren samen.
Advocaten van de Nederlandse Staat hadden tijdens de zitting in april nog betoogd dat Nederland helemaal niet “achteroverleunt” en wel degelijk werkt aan het beperken van de klimaatverandering, en dat het niet aan de rechter is om te bepalen in welke mate de politiek maatregelen neemt. De rechter heeft deze redenering in de uitspraak verworpen. Volgens de uitspraak is weliswaar sprake van een trias politica met een scheiding van de machten, maar is deze scheiding tussen in dit geval rechtsprekende en uitvoerende macht volgens de rechter niet volledig; het is vooral zaak een “evenwicht” te vinden tussen deze machten, en heeft geen van de drie machten “voorrang” op een andere macht.
RECHTSPLICHT
Extra maatregelen zijn volgens de Haagse rechter noodzakelijk, aangezien wetenschappers eerder hebben vastgesteld dat om de opwarming met minder dan 2 graden te beperken, een reductie van broeikasgassen met 25 tot 40 procent in 2020 noodzakelijk is. Dat Nederland het klimaatprobleem niet alleen heeft veroorzaakt, en bovendien slechts een klein deel daarvan, doet aan de “rechtsplicht” van de Staat niets af. Ook is volgens de rechter wat kosten betreft niet onmogelijk verdergaande maatregelen te nemen, en ook staan mogelijke beperkingen van de concurrentiepositie van Nederland een reductieplicht niet in de weg. Andere landen zoals Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben wél drastischer maatregelen genomen.
Urgenda kreeg met de uitspraak waar het om had gevraagd: een “moedig vonnis” dat de “status quo” in de internationale klimaatonderhandelingen zou kunnen doorbreken. Dit alles, zo hadden de advocaten van Urgenda eerder betoogd, om het “onmetelijk groot gevaar” en “een grote bedreiging voor de mensheid” te voorkomen.
Bron: NRC, 24 juni 2015